M/V* (Doorhalen wat niet gewenst wordt)

Delen:

 

Het is een van de eerste dingen die bij je geboorte wordt vastgesteld. Het bepaalt de kleur van de muisjes op de beschuit, komt in je paspoort, laat je gedachteloos de afslag naar de dames- dan wel heren-wc maken en werkt door in vrijwel alle facetten van het leven. Je geslacht was lange tijd iets waar je – godzijdank misschien – nu eens niet zelf voor hoefde te kiezen. Je was het gewoon: man of vrouw. Zelfs de afwijkingen van de norm vielen in het dichotome stramien. Een homo was een wufte nicht en een lesbi was een tuinbroek dragend manwijf. Lekker duidelijk.

Er zijn wel psychologen geweest – Freud en Jung bijvoorbeeld – die mannelijkheid en vrouwelijkheid meer als kenmerken op een spectrum zagen, maar voor een ‘normale’ ontwikkeling was het wel zaak om je te identificeren met je biologische geslacht. Tijdens de hoogtijdagen van het behaviorisme werd het idee aangehangen dat wat we meisjes- dan wel jongensachtig gedrag noemen vooral een kwestie is van opvoeding (nurture) en niet van biologie (nature). De enkele experimenten met doelgericht geslachtsveranderende operaties die er zijn geweest, werden echter niet alleen op wetenschappelijke en ethische gronden sterk bekritiseerd, ze liepen soms ook desastreus af, zoals in het beruchte geval van David Reimer.

Hij raakte na een mislukte besnijdenis verminkt aan zijn penis, waarna hij zich op advies van de psycholoog John Money liet opereren tot meisje en de naam Brenda ging dragen. Hij was echter erg ongelukkig met zijn nieuwe identiteit als vrouw en verkoos later om toch weer als man door het leven te gaan. Zijn ongeluk bleef. Op 38-jarige leeftijd pleegde hij zelfmoord. De casus van David Reimer is vaak gebruikt als waarschuwing tegen het misleidende idee van de maakbaarheid van de mens en met de opkomst zo rond 1990 van een meer biologische oriëntatie in de psychologie wonnen de argumenten voor nature het van die voor nurture. Toch bleek ook vanuit een biologisch perspectief een strikte dichotomie niet voor iedereen een geschikt keurslijf. David Reimer ging door een ongeluk over tot geslachtverandering, maar er waren ook kinderen die dat zelf wensten, zonder druk van buitenaf.

In 2007 werd de documentaire Valentijn vertoond en die liet je weer eens over de houdbaarheid van de M/V dichotomie nadenken. In de documentaire wordt het lange transitieproces – van jongen naar vrouw – van Valentijn de Hingh (tegenwoordig bekend als model en journalist) gevolgd. Geen horrorverhaal, zoals bij David Reimer, maar een leuk kind dat wist wat het wilde: van hij naar zij. Met de documentaire werd het onderwerp uit het verborgene gehaald en bijgedragen aan een beter begrip van wat aanvankelijk vaak ‘in het verkeerde lichaam geboren’ werd genoemd, maar dat we nu kennen als genderdysforie.

Een jaar eerder publiceerden Nederlandse onderzoekers bovendien een artikel over een behandelprotocol voor het gebruik van puberteitsremmers aan jongeren die een geslachtsverandering wilden. Het protocol beschrijft het gebruik van hormoonremmers aan het begin van de puberteit door kinderen die een geslachtsverandering willen, zodat de aanmaak van geslachtshormonen van het ongewenste geslacht gestopt kunnen worden. Op achttienjarige leeftijd kan dan desgewenst tot een geslachtsveranderende operatie worden overgegaan. Bijkomend voordeel is dat het kinderen een lange(re) bedenktijd geeft voor het onomkeerbare stappen moet nemen.

Tot zover lijkt het een ondubbelzinnig succesverhaal: meer aandacht voor genderdysforie en betere psychologische begeleiding en medische behandeling van kinderen die in transitie willen. Recent waren er op de Nederlandse televisie twee documentaires te zien die enkele kanttekeningen plaatsen bij dit succesverhaal. Ze zijn via NPOstart (nog) te zien en geven een goed beeld van de dilemma’s waar men in begeleiding en behandeling van genderdysforie voor komt te staan.

In de eerste – Het transgenderprotocol van Zembla – wordt het Nederlandse protocol, dat internationaal een sterke impuls heeft gegeven aan de behandeling van jongeren met genderdysforie, onder de loep genomen. Dat protocol is gebaseerd op onderzoek dat volgens diverse onderzoekers wetenschappelijk niet de toets der kritiek kan doorstaan. Ook worden er vraagtekens geplaatst bij het gebruik van geslachtsremmende hormonen. Wat daar de lange termijneffecten van kunnen zijn, is onvoldoende bekend. Het onderzoek dat daar ooit naar gedaan zou worden, is nooit uitgevoerd. Zowel in Nederland als internationaal vragen onderzoekers zich nu af of sommige jongeren niet onterecht een transitietraject ingaan.

In de tweede documentaire – Genderpoli-They and them van 2Doc – staat het reilen en zeilen in een Zaandamse genderpoli centraal: het gevecht met de bureaucratie, de financiële problemen, maar vooral de ethische dilemma’s die spelen bij het besluit over te gaan tot een behandeling. Wat te doen bijvoorbeeld met een laagbegaafde puber die een geslachtsverandering wenst? Begrijpt die de consequenties? Kun je überhaupt van een kind van vijftien verwachten dat die kan overzien of hij of zij later kinderen wil (wat na een baarmoederverwijdering bij meisjes die jongen willen worden niet meer kan)? In het team van de poli zijn soms grote verschillen in visie, maar bij vrijwel iedereen zijn er twijfels over wat de juiste keuzes zijn.

De documentaires hebben al de nodige stof doen opwaaien. Vooral Het transgenderprotocol wordt beschuldigd van een haatcampagne tegen transgenders, waaruit duidelijk wordt dat genderdysforie een rol speelt in de – soms heftige – discussies over inclusie en diversiteit in de LHTBIQ+ community, en waarmee de discussie rond genderdysforie soms een vorm van activisme wordt (aan het gebouw van de genderpoli hangt dan ook de regenboogvlag).

Hoe verhoud je je als hulpverlener tot dit alles? En hoe vrij ben je als wetenschappers in je kritiek? Enkele critici in Het transgenderprotocol wilden alleen maar anoniem aan de documentaire meewerken en dat geeft wel aan hoe gevoelig het onderwerp ligt. En dan zijn er nog de groeiende wachtlijsten, die zowel bij hulpverleners als jongeren zorgen voor extra druk om nu voortvarende beslissingen te nemen.

Er is vergeleken met een kleine twintig jaar veel verbeterd in de kennis over en behandeling van jongeren met dysforie, maar er is nog veel gedegen onderzoek nodig en hulpverleners moeten kritisch blijven nadenken over het eigen handelen. Zonder dat ze een antwoord geven op alle vragen, bieden beide documentaires daar een goede aanzet toe, maar twijfels en onzekerheden oplossen doen ze vooralsnog niet.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *