Justitie kan nog wel wat pedagogiek gebruiken (1)

Delen:

Op het hoogtepunt van de eerste Corona-golf kon je voor het eerst sinds lange tijd in alle rust door het oude centrum van Amsterdam lopen. Sinds jaar en dag staat dit gebied zeker in het weekend s avonds en ’s nachts in het teken van luidruchtige vrijgezellenparty’s en andere stadstrips van vooral Engelse jongemannen. Bezorgt de overlast door deze jonge Britten de Engelse jeugd hier een slechte naam, een deel van onze Nederlandse jeugd zorgt momenteel voor een vergelijkbaar negatief beeld in het buitenland. Maar dan gaat het niet om jongemannen, maar om jongeren van 16, 17 en 18 jaar, vooral uit ‘t Gooi en Amsterdam. Sinds een paar jaar bestaat er zoiets als de ‘Gooische Route’: op je 16e met een groep vrienden naar Knokke, het jaar daarop naar het Portugese Albufeira en een jaar later naar Chersonissos in Griekenland. In Knokke en Albufeira mag de jeugd vanaf zestien jaar alcohol drinken, maar vanwege de Corona-uitbraak gelden nieuwe regels met name wat betreft afstand houden en moeten kroegen eerder sluiten. Een groot deel van de aanwezige Nederlandse jeugd blijkt zich echter niet aan de Corona-maatregelen te houden, weigert naar huis te gaan en misdraagt zich. Voor de meeste ouders lijken de rellen van afgelopen week in beide plaatsen geen reden om hun zoon of dochter terug te halen. Zo zegt een zestienjarige uit Bussum: ‘Mijn moeder heeft de dag erna wel gebeld. “Ben je nog niet opgepakt? Oké mooi.

In dit soort situaties kan men in de verleiding komen om niet alleen de jongeren die zich misdragen te willen aanpakken, maar ook hun ouders. In België kan dat overigens. Dat is des te opvallender aangezien minderjarigen bij onze zuiderburen zelf zelden strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld. Het Belgisch jeugdstrafrecht is nog steeds overwegend jeugdbeschermingsrecht. Maar bij ons kunnen ouders niet strafrechtelijk worden aangesproken op wangedrag van hun kind. Heeft minister Dekker wellicht dit soort situaties op het oog bij zijn recente aankondiging om ‘ouders meer dwingend te betrekken bij het voorkomen van crimineel gedrag van hun kind’? Nee, dat heeft hij zeker niet. Hij denkt niet aan welgestelde ouders die hun kinderen een jaarlijkse zuipvakantie in Vlaanderen, Portugal of Griekenland gunnen en er, als het daar uit de hand loopt, niet over piekeren hun kind terug te halen of tenminste op het hart te drukken meteen weg te gaan als dat wordt gevraagd. Integendeel, Sander Dekker lanceert zijn voorstel in het kader van een serie maatregelen die zich juist uitdrukkelijk richten op ‘kinderen, jongeren en jongvolwassenen in sociaal-economisch zwakkere wijken’ die aldaar ‘te gemakkelijk in de georganiseerde criminaliteit terecht komen.’

Dit is een van zijn voorstellen in reactie op een recent manifest van de burgemeesters van vijftien steden. Nadat zij eind vorig jaar met het kabinet overeen kwamen samen te gaan werken aan een integrale aanpak van de meest kwetsbare gebieden in ons land, richtten zij zich vorige maand met een manifest opnieuw tot de regering, omdat ze zagen dat de coronacrisis in deze kwetsbare buurten zorgt voor een enorme toename van de eerder door hen gesignaleerde sociale problematiek: toenemende onderwijsachterstanden, een extra schrijnend lerarentekort juist in deze wijken, oplopende werkloosheid, toename van schulden en armoede, spanningen in huis en op straat, huisvestingsproblemen voor kwetsbare groepen, jeugdoverlast en risico van toenemende criminaliteit bij jongeren met weinig perspectief. De burgemeesters waarschuwen voor een ‘verloren generatie’ en roepen het kabinet op ‘om samen alles op alles te zetten om dit te voorkomen en een breed sociaal offensief te ontwikkelen. (…) Concrete aandacht is nodig om jongeren een alternatief te bieden voor het hangen op straat en weer te kunnen nadenken over een (toekomst)perspectief.’

Dekker meent dat ouders in deze gebieden als onderdeel van dit brede sociale offensief ‘zo nodig met drang of dwang ondersteuning (moeten) krijgen en actief (moeten) meewerken om afglijden van hun kind te voorkomen.’ Hij denkt daarbij aan het Britse Youth Justice system dat voorziet in het opleggen van sancties aan ouders, variërend van boetes en schadevergoedingen tot zogeheten ‘binding over’-maatregelen, wat neerkomt op een sanctie voor de ouders als hun kind zich niet aan hem of haar opgelegde verplichtingen houdt. U leest het goed, als de jongerezich niet aan verplichtingen houdt die justitie hem heeft opgelegd, kunnen de ouders een sanctie krijgen.

Maar maatregelen van kinderbescherming kunnen nu natuurlijk al worden opgelegd als duidelijk is dat kinderen worden verwaarloosd. En wat zou de meerwaarde moeten zijn van boetes en schadevergoedingen voor de ouders als hun kind zich niet aan opgelegde maatregelen houdt? Wat schadevergoeding betreft kennen we in ons land juist een getrapt systeem van afnemendeciviele aansprakelijkheid van ouders bij schade veroorzaakt door hun kind, als erkenning van de toenemende eigen verantwoordelijkheid van jongeren. Wat de strafrechtelijke reactie betreft speelt uiteraard de vraag in hoeverre het reeel is dat ouders verantwoordelijk worden gesteld voor wangedrag van hun kinderen. Zelfs als ouders er op staan dat hun zoon of dochter vertelt met wie ze gaan stappen, kunnen ze dat immers onmogelijk controleren, laat staan dat ze hun gedrag kunnen bepalen. Hetzelfde geldt voor de plekken waar ze heen gaan en afspreken. Precies omgekeerd aan de situatie van de Knokke-gangers weten deze ouders doorgaans niet waar en met wie hun kind de avond doorbrengt. Redelijkerwijs kunnen ze dan ook niet worden aangesproken op het gedrag dat hun kind daar vertoont, ook niet als ze van de kant van justitie een waarschuwing hebben gekregen. Niet voor niets ging de invoering van de binding over jegens ouders in het Verenigd Koninkrijk met zeer veel kritiek gepaard en bestaat er nog altijd veel kritiek onder andere van de kant van de rechters.

In feite is er in situaties waarbij aan aanpakken van de ouders wordt gedacht vrijwel altijd sprake van een kluwen van mogelijke achtergrondfactoren: moeilijkheden in het gedrag van het kind zelf, invloed van verkeerde vrienden, problemen op school, criminogene factoren in de omgeving. Het is zelden mogelijk het optreden of nalaten van de ouders als de causale factor aan te wijzen. Bovendien is er doorgaans eerder sprake van onmacht dan van onwil bij de ouders. Een bekend inzicht uit de gedragswetenschappen is dat de invloed van de ouders op hun kinderen over het algemeen minder is naarmate de problemen die hun kinderen veroorzaken groter zijn. Criminoloog Frank Weerman liet al jaren geleden zien dat met name de ernstiger delinquente adolescenten zich doorgaans bijzonder weinig aantrekken van hun ouders en zich onttrekken aan hun controle. Deze ouders zitten vaak al jaren met de handen in het haar en voelen zich vrijwel altijd machteloos wat betreft bijsturen van hun kind. Bekend is ook dat juist de gezinnen met de grootste problemen over het algemeen de minste hulp krijgen. Ze weten die niet te vinden, hebben vaak slechte ervaringen met hulp, denken dat ze toch niet geholpen kunnen worden en eventueel geschikte hulp bereikt hen niet.

Tenslotte is een fundamenteel probleem van het streven om de ouders aan te pakken dat het belang van het kind hierbij nauwelijks of geen rol speelt. Waar ouders onvoldoende grip hebben op het gedrag van hun kind, moet bijsturing en hulp in de opvoeding vooropstaan. Sanctioneren van de ouders brengt risico met zich mee van eerder toe- dan afnemende spanningen tussen ouders en kind. Groot Brittannië is hierbij een zeer slecht voorbeeld. De oproep van de burgemeesters tot een breed sociaal offensief vraagt veeleer om ruimhartige ondersteuning van ouders in dergelijke moeilijke omstandigheden met de inzet van erkende gezinsinterventies als Multi Systeem Therapie (MST) en Functionele Gezinstherapie (FFT).

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *